De kleding van de vrouw bestond uit een zeer strakke japon met een gedrapeerde overrok. Soms had de rok een sleepje. Over de japon was vaak een verticale baan met strookjes aangebracht. De strakke mouwen waren vaak voorzien van een ruche bij de pols. Het strakke korset duwde de boezem omhoog.

De mantel: een nauwsluitende mantel, iets korter dan de japon. Veel korte getailleerde manteltjes.
Het haar: uit het gezicht weggekamd met een gevlochten chignon (haarwrong) achter op het hoofd. Van voren kort in een pony.
De hoed: kleine hoed met banden onder de kin. Ook grote hoed met veren en bloemen.
Accessoires: Boa en mof van vossenbont. Verder de gebruikelijke accessoires van de 19e eeuw.
Schoenen: Elegante smalle schoenen en knooplaarsjes met hoge hakken.

De kleding van de man veranderde in de 19e eeuw in principe heel weinig. Hij droeg ook in deze periode een driedelig kostuum met een kort jasje of jacquet.

Nieuw was het gebruik van het sportkostuum. Uit Engeland afkomstig was het “Norfolk-jacket” een jasje met een taillenaad en een door lussen gehaalde ceintuur. Vaak van tweed en gedragen met een kniebroek.

Naast de hoge hoed werd ook de bolhoed en de strohoed gedragen. In deze periode zag je ook voor het eerst een lage, grijze hoed van vilt en een speciale pet voor sportieve doeleinden.

De stoffen.

Voor vrouwenkleding soepele stoffen. Zeer modieus is sarrazzijde met fluweel. Voor mannen werd meer tweed gebruikt.

De kleuren.

Voorkeur voor contrasten zoals rood met bruin, rood met grijs en zwart met wit. De dessins: effen stoffen.

De dessins.

Effen stoffen.