De kleding van de vrouw was in enkele jaren volledig van silhouet veranderd. De japon had brede schouders, brede revers aan een kraag die opvallend hoog in de nek opstond, een wijde rok en een slanke taille.

In het algemeen werden meer namiddagkostuums, mantelkostuums en blouserok combinaties gedragen dan japonnen. Omdat met name in het buitenland veel vrouwen in de rouw waren lag in de modetijdschriften de nadruk vooral op zwarte kleding.

De mantel: wijd model met hoogopstaande kraag, soms gedragen met een ceintuur.
Het haar: losjes, opgestoken haar.
De hoed: hoge hoed of grote platte hoed met lint.
Accessoires: grote paraplu, handschoenen en mof. Voor het eerst werd door gewone vrouwen oog makeup gebruikt. Met een zacht potlood werden lijntjes onder de ogen aangebracht.
Schoenen: onder de kortere rokken veelal knooplaarzen. Ook schoenen met hakken en vetersluiting, vaak in twee kleuren leer.

De kleding van de man kreeg in deze oorlogsperiode nog minder aandacht dan al tiental jaren het geval was geweest. Het jasje van het meestal grijze, zwarte of gestreepte colbertkostuum kon zowel van één als van twee rijen knopen zijn voorzien. Sportieve kostuums waren vaak van tweed en in plaats van een lange broek werd ook wel een plusfours gedragen. De lange pantalon had pijpen met ingeperste plooien en met omslagen.

  • De hoed: deukhoed, bolhoed, strohoed en pet. Voor het eerst zag men mannen zonder hoofddeksel buitenshuis wandelen.
  • Accessoires: zie de vorige periode.
  • Schoenen: veterschoenen, soms tweekleurig.

De stoffen.

Wollen en zijden crêpe, wollen jersey, katoen en kunstzijde. Deze was in 1885 uitgevonden, maar werd nu pas gebruikt voor japonstoffen.

De kleuren.

Veelal donkere tinten, blauw, groen en bordeaux rood.

De dessins.

Op effen stoffen bandgarnering.