De kleding van de vrouw was van achteren minder geprononceerd dan in de vorige periode doordat de tournure werd vervangen door een klein kussentje. Na 1892 werd ook deze opvulling niet meer gedragen. De japon had lange mouwen waarvan het bovenste deel sterk poffend.
De japon had verder een kraag met revers en aan de rok een sleepje. Men droeg graag een bolero (damesjasje) over blouse of jurk. Veel gedragen: het wandelkostuum of tailleur, dat bestond uit een heuplang jasje, een wijde rok en een blouse met hoge boord en lange manchetten.