De voorgaande pagina’s geven een prachtig en beknopt overzicht van de kleding die werd gedragen in de hoogtijdagen van het rijtuig. Nu, in de 21e eeuw, maken we gelukkig nog steeds (recreatief) gebruik van het rijtuig en met name bij de sportrijtuigen zien we dat steeds meer kleding wordt gedragen volgens de hedendaagse mode.

”maar wat nu? ” zal er door rijders en juryleden mogelijk gezegd worden en moeten we nu de vergaarde kennis over historische kleding maar geheel loslaten en een geheel eigen weg inslaan? We denken van niet; kledinggewoonten en smaak blijven een geheel persoonlijke smaak maar tussen gekleed en verkleed gaan zit natuurlijk een significant verschil. De aangespannen sport blijft verbonden met etiquette en elegantie. Een correcte houding op het rijtuig van zowel rijder als passagiers bepalen al een deel van de uitstraling en het onverschillig kauwen op kauwgom of het dragen van een zonnebril devalueert direct de algemene indruk.

We leven nu in een tijdperk waarin allerlei interessante dingen gebeuren op zowel geschiedkundig als op filosofisch en maatschappelijk gebied hetgeen ook invloed heeft op onze kleding. Toch een aantal tips:

Loshangende kledingstukken zijn onpraktisch en voor dames is het dragen van al te nauwe rokken lastig bij het in- en uitstappen, maar ook te korte rokken boven de knie zijn niet gewenst.
Ook dient bij het dragen van schoeisel niet alleen rekening te worden gehouden met de overeenstemmende kleding maar ook de veiligheid speelt een belangrijke rol en m.n. is het dragen van schoeisel met hoge hakken voor de dames minder gewenst. Ook de combinatie sportschoenen met een driedelig pak of mantelpakje is niet gewenst.
Het dragen van een passend en gepast hoofddeksel bij het rijtuig behoeft geen betoog.
(Men-) handschoenen zijn voor de dame of heerrijder onontbeerlijk.
Bij sieraden moeten we in het algemeen de nadruk leggen op het niet al te opvallend en/ of overdadig zijn.
Aanbevelenswaardig is het ook om met de medepassagiers de kleurkeuze een beetje af te stemmen opdat het de toeschouwer niet “geel en groen” voor ogen wordt.