De kleding van de vrouw was een weerspiegeling van de periode die reformkleding heeft gekend. De reformjapon werd spottend “hobbezakjurk” genoemd want hij was recht van snit en werd vaak gedragen zonder korset. De enige garnering was opgestikt band in slingermotieven. Een groot contrast hiermee vormen de luxueuze namiddagjaponnen in pasteltinten me teveel kant en de elegante tailleurs in de S – lijn.

Deze lijn werd verkregen door het gezondheidskorset of “droldevant”. Het was even weinig gezond als de vroegere korsetten. Een tussenvorm tussen de S – lijn en de reformjapon was de z.g. “prinsessenjapon”. In deze tijd werden ook veel mantelkostuums gedragen en blouses met kantapplicaties.

De mantel: vooral driekwartmantels met ruime mouwen. Ook wel pelerinemanteltjes genoemd.
Het haar: opgestoken haar, bol rondom het hoofd, chignon op de kruin.
De hoed: platte hoed met veel kunstbloemen. Matelots (matrozenhoed).
Accessoires: paraplu, parasol, reticule (damestasje), handschoenen, kam van schildpad, kragen en shawls van bont, waaiers van veren. In de hals een guimpe (letterlijk vertaald een borstsluier) met hoge boord, Jugendstilsieraden in zilver en email.
Schoenen: elegante instapschoenen met strikjes. Knooplaarsjes onder voetvrije sportrokken.

De kleding van de man had als kleine verandering dat het gewone pak wat meer zakken met zakkleppen vertoonde. Voor het overige, zie de vorige periode. De rechte overjas wordt iets korter gedragen dan vroeger. Het haar was tamelijk kort en men had opvallende grote snorren. Voor overdag had men de bolhoed en de Homburghoed. De schoenen, voor ’s zomers tweekleurige molières (bruin met wit of zwart met wit). Minder knooplaarzen, meer veterschoenen.

De stoffen.

Voor de japonnen, crêpe, mousseline (neteldoek). Voor rokken vaak wol of katoen.

De kleuren.

Veel pasteltinten.

De dessins.

Op effen stoffen garnering van band en lint in Jugendstilmotieven. Borduursels van kant.